De NHG-Standaard diabetes mellitus type 2 adviseert als medicamenteuze stap na metformine om in principe gliclazide te starten. Gliclazide behoort tot de klasse sulphonylureumderivaten welke al jaren met goed resultaat worden voorgeschreven aan patiënten met diabetes. Voor de voorkeur van gliclazide zijn goede redenen omdat er belangrijke verschillen blijken te zijn tussen de verschillende sulphonylureumderivaten. Wij hebben de literatuur betreffende dit onderwerp systematisch op een rij gezet. De resultaten hiervan was een van de redenen voor de voorkeurspositie in de NHG-Standaard. Zo bleken ze bijvoorbeeld wat betreft hypoglycemieën een stuk veiliger te zijn.
Rond het verschijnen van nieuwe diabetesgeneesmiddelen in Nederland, proberen wij een overzicht te geven wat er over die middelen bekend zijn qua hoe ze werken, werkzaamheid en veiligheid.
In 2010 hebben we een overzicht geschreven over DPP-4-remmers en GLP-1-analogen, in 2013 over de SGLT-2-remmers.
Zo waren er geen uitkomsten betreffende complicaties en mortaliteit.
DPP-4-remmers
Met een HbA1c daling van 7-8 mmol/mol zijn deze middelen wat minder effectief ten opzichte van gangbare middelen.
Sitagliptine gaf een toename van het aantal infecties, vooral van de bovenste luchtwegen.
Het gewicht nam toe met ongeveer 0,7-0,8 kg.
GLP-1-analogen
Het HbA1c daalde met ongeveer 11 mmol/mol en lijken daarmee even even effectief.
Een groot deel van de mensen heeft gastro-intestinale bijwerkingen met een piek gedurende de eerste 2 maanden en een afname daarna.
Ze geven een gewichtsdaling van circa 1-1,5 kg.
Het HbA1c daalt met deze middelen met ongeveer 6-9 mmol/mol zijn. Op de iets langere termijn lijkt dat meer in de buurt van de 6 mmol/mol te liggen wat geringer is dan met de gangbare
middelen.
Urineweginfecties kwam in een deel van de studies wat vaker voor en in genitale infecties kwamen in alle studies vaker voor bij de SGLT-2-remmer.
Ze geven een gewichtsdaling van 1-2,4 kg.
Veiligheid en effectiviteit op de lange termijn zijn onbekend.